Hoe wordt de diagnose gesteld, welke behandelingsmogelijkheden zijn er en wat is mijn vooruitzicht?
Diagnose van endeldarmkanker
Als je door de huisarts wordt doorverwezen naar het ziekenhuis is een kijkonderzoek (endoscopie) van de dikke darm vrijwel altijd de eerste stap. Poliepen of tumoren in de darm worden zo opgespoord. De arts kan kiezen uit verschillende kijkonderzoeken. Bij een coloscopie wordt de hele dikke darm onderzocht. Het is ook mogelijk om slechts een deel van de dikke darm te onderzoeken. Tijdens een sigmoïdoscopie bekijkt de arts alleen het laatste s-vormige deel van de dikke darm. Een proctoscopie is een kijkonderzoek van de endeldarm, het allerlaatste deel van de dikke darm.
Coloscopie
Via de anus wordt een flexibele slang met een lampje en een camera (endoscoop) door de darm opgeschoven. De arts kan zo poliepen en tumoren opsporen. Een groot voordeel is dat de arts direct ook kleine ingrepen kan uitvoeren. De meeste poliepen kunnen tijdens een coloscopie vaak meteen verwijderd worden. Ook kan de arts een hapje weefsel (biopt) nemen van een tumor of een ‘verdachte’ plek in het slijmvlies van de darm. Deze poliepen en biopten worden vervolgens in het laboratorium onderzocht op onrustige of kwaadaardige cellen. Als er kwaadaardige cellen in de endeldarm worden aangetroffen is er sprake van endeldarmkanker.
Veel mensen zien erg op tegen een kijkonderzoek van de darm. Bespreek je angst van tevoren met de arts. Meestal kun je kiezen voor een roesje (sedatie). Hierdoor word je slaperig en ben je minder bewust van het onderzoek.
Als een endoscopie niet mogelijk is, kan er ook een CT-colonografie gedaan worden. Dit wordt ook wel een virtuele coloscopie genoemd. Het is een speciaal röntgenonderzoek, waarbij gebruik wordt gemaakt van een CT-scan. Het voordeel van dit röntgenonderzoek is dat er zonder inwendig onderzoek toch afbeeldingen van de binnenkant van de dikke darm gemaakt kunnen worden. Het nadeel is dat er tijdens dit onderzoek geen kleine ingrepen zoals een biopsie (het nemen van een hapje weefsel) of het verwijderen van een poliep kunnen worden verricht. Een CT-colonografie is nog niet in alle ziekenhuizen mogelijk.
Aanvullend onderzoek bij endeldarmkanker
Wanneer de arts een kwaadaardige tumor in de endeldarm vindt, volgen onderzoeken om het stadium van de endeldarmkanker te bepalen. Door middel van beeldvormend onderzoek wordt vastgesteld of de tumor is doorgegroeid in de darmwand. Ook kunnen eventuele uitzaaiingen worden opgespoord. Uitzaaiingen van endeldarmkanker ontstaan meestal in de lever of de longen.
Er zijn verschillende mogelijkheden voor beeldvormend onderzoek:
CT-scan
Een CT-scan is een onderzoek waarbij gebruik wordt gemaakt van röntgenstralen. Dit onderzoek dient om vast te stellen of er uitzaaiingen zijn in het lichaam. Bijvoorbeeld in de lever, lymfeklieren of longen. Vaak krijg je van tevoren contrastvloeistof te drinken. Meestal krijg je daarnaast tijdens het onderzoek ook contrastvloeistof ingespoten via een ader in de arm. Je wordt langzaam door de scanner (een kokervormige buis) geschoven, terwijl er ondertussen heel veel foto’s gemaakt worden. Deze afbeeldingen zijn allemaal dwarsdoorsneden van het lichaam. Zo krijgt de arts een goed beeld van de tumor en eventuele uitzaaiingen.
MRI-scan staat voor Magnetic Resonance Imaging. Bij endeldarmkanker wordt altijd een MRI scan gemaakt van het bekken. Een MRI-scan is een beeldvormend onderzoek waarbij gebruik wordt gemaakt van een magneetveld en radiogolven.
Een endo-echografie is een inwendige echo via de anus. Hiermee kan worden vastgesteld hoe ver de endeldarmtumor door de darmwand is gegroeid.
Echografie van de lever
Endeldarmkanker zaait vaak uit naar de lever. Als op de CT-scan van de buik niet duidelijk is of een afwijking die gezien is in de lever ook echt een uitzaaiing is, wordt aanvullend een echografie van de lever gemaakt. Bij een echografie worden afbeeldingen gemaakt met behulp van geluidsgolven. Via een apparaatje dat geluidsgolven uitzendt en weer opvangt, kan een beeld gevormd worden van verschillende soorten weefsels.
Dit is een standaard röntgenfoto van de borstorganen. Endeldarmkanker kan bijvoorbeeld uitzaaiingen veroorzaken in de longen. Een longfoto wordt gemaakt om deze op te sporen of uit te sluiten.
Behandeling van endeldarmkanker
De behandeling van endeldarmkanker is afhankelijk van het stadium van de kanker. Daarnaast spelen ook persoonlijke factoren een rol. Hoe goed is je lichamelijke conditie? Waar zit de tumor precies en zijn er uitzaaiingen? En natuurlijk wat wil je zelf? Je behandelend arts zal de verschillende behandelmogelijkheden met je bespreken.
Zo mogelijk krijg je een curatieve behandeling, dit is een behandeling die gericht is op genezing. Het doel van deze behandeling is het verwijderen van de tumor in de endeldarm, waardoor herstel mogelijk is. De behandeling van endeldarmkanker bestaat over het algemeen uit een operatie, die soms wordt voorafgegaan door bestraling (al dan niet aangevuld met chemotherapie). De verschillende behandelmogelijkheden van endeldarmkanker worden hieronder beschreven. De behandelaar bespreekt met je welke behandeling, of combinatie van behandelingen, in jouw situatie de beste resultaten zal geven.
Operatie verwijderen van endeldarmtumor
Het doel van de operatie bij endeldarmkanker is het verwijderen van de tumor en eventueel aanwezige uitzaaiingen in de lymfeklieren. Meestal worden tijdens deze operatie zowel het overgrote deel van de endeldarm, als de nabij gelegen lymfeklieren in het omringend vetweefsel verwijderd. Kleine tumoren kunnen soms via de anus worden verwijderd, waarbij de endeldarm gespaard wordt.
Bij grote tumoren is het soms nodig om ook omringende organen samen met de endeldarm te verwijderen. Het type operatie is afhankelijk van waar de tumor zich bevindt en hoe ver de tumor in de darmwand is doorgegroeid. Een endeldarmtumor kan verwijderd worden via een kijkoperatie, via de anus of via het openen van de buik. Het behandelteam zal met je bespreken welke operatietechniek voor jou het meest geschikt is om de tumor te verwijderen.
Tijdelijke of blijvende stoma
Als bij een endeldarmoperatie een deel van de endeldarm of in elk geval de anus gespaard kan worden, kan er een nieuwe aansluiting worden gemaakt. De chirurg kan besluiten om voor deze aansluiting een tijdelijk stoma aan te leggen op de dikke darm of dunne darm. Dit is een kunstmatige opening voor ontlasting op je buik. De ontlasting komt vanuit de darm, via de opening, in een opvangzakje terecht.
Ook al wordt de anus of zelfs een deel van de endeldarm gespaard, dan kan de chirurg toch, in overleg met u, besluiten om een definitief dikke darm stoma aan te leggen. Dit heet een Hartmann procedure. Als ook de anus moet worden verwijderd, heet dit een rectumamputatie of endeldarmamputatie. Bij een rectumamputatie wordt altijd een definitief dikke darm stoma aangelegd.
Marcel
''Mijn klachten begonnen met eerder moe zijn. Ook was mijn stoelgang niet meer zo regelmatig als voorheen. Bij een onderzoek in het ziekenhuis was het heel duidelijk dat fout was''
Mogelijke operaties
Kijk operatie
Het verwijderen van de endeldarm met een kijkoperatie wordt ook wel een laparoscopische rectumoperatie genoemd. Tijdens de operatie wordt via een klein sneetje een camera met een klein lampje ingebracht in de buik. Op een beeldscherm kan de chirurg zijn eigen handelingen volgen. Via andere kleine sneetjes kunnen instrumenten in de buik worden gebracht waarmee het weefsel wordt losgemaakt uit de omgeving. De endeldarm wordt dan vervolgens via een snede van enkele centimeters in de onderbuik (of via de anus) verwijderd.
In vergelijking met een traditionele open operatie is er bij een kijkoperatie geen sprake van een grote, pijnlijke operatiewond. Doordat de wonden kleiner zijn, herstellen mensen meestal sneller van deze ingreep en is er minder kans op complicaties. Ook zijn de kansen op een littekenbreuk of verklevingen in de buik kleiner. Een kijkoperatie is echter niet altijd mogelijk. Soms besluit de arts tijdens een kijkoperatie dat de buik alsnog geopend moet worden om de tumor goed te kunnen verwijderen.
Operatie via de anus
Bij een oppervlakkig groeiende tumor in de endeldarm is het soms mogelijk om via de anus (transanaal) de tumor te verwijderen. Soms wordt dit ook gedaan als de tumor na bestraling aanzienlijk kleiner is geworden. Deze zogenaamde ‘lokale verwijdering’ kan via verschillende technieken worden uitgevoerd, zoals TransAnal Minimal Invasive Surgery (TAMIS) of Transanale Endoscopische Microchirurgie (TEM).
Anders dan bij verwijdering van de endeldarm (TME operatie), worden bij een lokale verwijdering van de endeldarmtumor via de anus géén lymfeklieren verwijderd. Daarom is de techniek alleen geschikt voor endeldarmtumoren die geen uitzaaiingen in de lymfeklieren hebben. De technieken die bij een operatie via de anus toegepast worden, vragen om een specifieke expertise en deze operatie wordt dan ook niet in ieder ziekenhuis uitgevoerd.
Indien een ‘lokale verwijdering’ van de tumor via de anus technisch niet mogelijk is of als er aanwijzingen zijn dat de lymfklieren zijn aangetast, zal de endeldarm met een TME operatie via de buik moeten worden verwijderd.
Operatie via de buik
TME Bij de meeste tumoren in de endeldarm wordt de endeldarm samen met het vetweefsel eromheen, waarin zich de lymfeklieren bevinden, verwijderd. Dit wordt aangeduid als Totale Mesorectale Excisie (TME). Bij de TME operatie wordt de endeldarm inclusief het vetweefsel er omheen heel precies ‘onder zicht’ losgemaakt uit het bekken. Door het toepassen van deze techniek is gebleken dat de kans dat de tumor in het bekken opnieuw uitgroeit (recidief), klein is. Ook kunnen de zenuwen die in de buurt van de endeldarm zitten beter gespaard worden. Dit heeft voordelen voor de kwaliteit van leven, met name wat betreft de blaas- en seksuele functies.
Een TME-operatie is alleen mogelijk als de tumor niet door het omhullende vlies van het vetweefsel is gegroeid. TME kan daarom niet altijd toegepast worden bij tumoren die doorgegroeid zijn in het vetweefsel of in andere organen. Deze tumoren moeten eerst kleiner gemaakt worden. Dit kan voorafgaand aan de operatie door bestraling, chemotherapie, of een combinatie daarvan. Als de tumor hierdoor inderdaad kleiner wordt, kan soms alsnog een TME operatie gedaan worden.
Ruimer dan TME Soms groeit endeldarmkanker door tot in de vagina of baarmoeder bij de vrouw, in de zaadblaasjes of de prostaat bij de man, of bijvoorbeeld in de spieren van de bekkenbodem of het heiligbeen. Er is dan een grotere operatie nodig om al het tumorweefsel te verwijderen. Tijdens de operatie moeten dan soms ook (delen van) andere organen (bijvoorbeeld blaas, vagina of prostaat) worden verwijderd. Als ook de urinewegen met de inwendige geslachtsorganen moeten worden verwijderd, wordt dit een ‘totale exenteratie’ genoemd. In dat geval is het nodig om naast een eventueel darmstoma ook een urinestoma aan te leggen.
Rectumamputatie (APR)
Bij een rectumamputatie wordt, naast de endeldarm, ook de anus met de kringspieren en (delen) van de bekkenbodemspier verwijderd. Dit wordt ook wel abdominoperineale resectie (APR) genoemd. Deze operatie wordt meestal gekozen bij tumoren die laag in de endeldarm liggen, waardoor de anus niet gespaard kan worden. Bij deze operatie wordt zowel via de buik als via het perineum (dit is bij mannen het gebied tussen het scrotum en anus en bij vrouwen het gebied tussen vulva en anus) geopereerd. Na de operatie heb je dus twee wonden. Bij deze operatie krijg je altijd een definitief dikke darmstoma.
Complicaties na de operatie
Geen enkele operatie is zonder risico’s. Er is altijd een risico op algemene complicaties, zoals trombose, hartproblemen (infarct of ritmestoornis) en longproblemen (ontsteking of embolie). De kans op complicaties is bij endeldarmkanker operaties groter dan bij operaties voor andere vormen van darmkanker.
Zo is er bij een operatie aan de endeldarm kans op complicaties die een direct gevolg zijn van de operatie, zoals een nabloeding of een wondinfectie. Als er een aansluiting van de darm is gemaakt, is het grootste gevaar naadlekkage. Een naadlekkage is een lek op de plaats waar het stuk van de endeldarm met de tumor erin is verwijderd en een nieuwe verbinding (anastomose) is gemaakt met hechtingen of speciale nietjes. Als die naad gaat lekken, kan de ontlasting uit de darm in het bekken of zelfs in de buik lopen. Dat kan tot ernstige ontstekingen leiden, zoals een buikvliesontsteking. De symptomen die dan kunnen optreden zijn (hevige) buikpijn, een bolle en gespannen buik, misselijkheid, braken en koorts. Als er sprake is van een naadlekkage, kan het zijn dat je opnieuw geopereerd moet worden. Daarbij wordt vaak (alsnog) een stoma aangelegd.
Na een endeldarmoperatie kan er ook sprake zijn van een ileus, een darmafsluiting, die meestal leidt tot een langere ziekenhuisopname. Andere mogelijke complicaties zijn een urineweginfectie, een abces in de buik of het bekken, wondproblemen, lekkage van urine uit de urineleider of blaas, of stomaproblemen.
Lange termijn problemen na een operatie bij endeldarmkanker
Zenuwbeschadiging bekken
Bij een operatie aan de endeldarm bestaat er een kans dat zenuwen in het bekken beschadigd worden. Deze kans neemt toe als er ook bestraling is gegeven voor de operatie. Dit kan klachten van de blaas veroorzaken. Je kunt dan bijvoorbeeld niet volledig meer uitplassen of last hebben van incontinentie. Ook kunnen de seksuele functies door een zenuwbeschadiging verstoord zijn. Mannen kunnen dan soms geen erectie meer krijgen. Ook kan de zaadlozing niet meer naar buiten gericht zijn, maar in de blaas terecht komen (retrograde ejaculatie). Bij vrouwen kan zenuwschade leiden tot droogheid van de vagina, waardoor vrijen pijnlijk is.
Ontlastingsproblemen
Als (een deel van) je endeldarm is verwijderd, kan het zijn dat je na de operatie moeite heeft met het ophouden van de ontlasting. Dit wordt ontlastingsincontinentie genoemd. De endeldarm heeft een tijdelijke opslagfunctie voor ontlasting. Wanneer de endeldarm vol is, krijg je normaal gesproken het signaal voor aandrang om naar het toilet te gaan. Dit verandert als de endeldarm (gedeeltelijk) is verwijderd en de dikke darm is aangesloten op het restant van de endeldarm of de anus. Doordat de dikke darm als functie heeft om de ontlasting voort te bewegen, heb je vaker per dag ontlasting.
Daarnaast komt de ontlasting vaak in kleinere hoeveelheden kort achter elkaar, dit wordt ‘clustering’ genoemd. Bij gevoel van aandrang kan het bezoek aan het toilet meestal niet lang worden uitgesteld. Soms is ook het gevoel van aandrang verminderd, waardoor je niet merkt dat je ontlasting verliest. Ongewild verlies van ontlasting wordt vaak mede veroorzaakt doordat de kringspier minder goed werkt. Dit kan komen doordat de kringspier in het bestraald gebied heeft gelegen. De werking van de kringspier vermindert echter ook met de leeftijd. En bij vrouwen kan de kringspier in het verleden beschadigd zijn bij een bevalling. Door al deze factoren kan het moeilijker zijn de ontlasting op te houden na een endeldarmoperatie. Je zult dan incontinentiemateriaal moeten gaan gebruiken.
Ook kan het zijn dat de ontlasting na de operatie dunner is dan normaal, soms zelfs in de vorm van diarree. Doordat het lichaam zich aanpast aan de nieuwe situatie zullen de darmklachten in de maanden na de operatie afnemen. Een definitief eindstadium is dan ook pas na ruim een jaar te verwachten. Bijna altijd is de ontlasting echter niet meer vergelijkbaar met de situatie van voor de operatie en dit kan veel invloed hebben op je dagelijkse functioneren. De chirurg of huisarts kan medicijnen voorschrijven die de ontlasting wat indikken of de darmbeweging verminderen
LAR Syndroom
Klachten die ontstaan na een operatie aan de endeldarm, al dan niet voorafgegaan door bestraling en/of chemotherapie, worden ook wel het Low Anterior Resectie syndroom of LAR syndroom genoemd. Het LAR syndroom is de verzamelnaam voor incontinentie van ontlasting, problemen rond aandrang, pijnklachten, een hoge toiletfrequentie en schade aan de huid door verlies van ontlasting. Hoe dichter de nieuwe aansluiting bij de kringspier zit, hoe groter de problemen.
De klachten van het LAR syndroom kunnen in de eerste twee jaar na de endeldarmoperatie nog minder ernstig worden. Meestal blijft een deel van de problemen bestaan. Met aanpassingen in het dieet en het leefpatroon is hier vaak goed mee om te gaan. Ook kan je behandelend arts medicatie voorschrijven, zoals vezelpreparaten of loperamide. Bekkenbodemfysiotherapie of darmspoeling kunnen ook helpen. Heel soms kan het plaatsen van een dikke darm stoma nodig zijn.
Bestraling
Bestraling bij endeldarmkanker kan als doel hebben de kans te verkleinen dat de tumor na de operatie terugkeert. Bestraling kan ook worden ingezet om een grote tumor die niet meteen met een operatie verwijderd kan worden, eerst te verkleinen. Bij bestraling wordt de tumor blootgesteld aan elektromagnetische straling, ook wel radiotherapie genoemd. Hierdoor raken de kankercellen beschadigd en sterven af. De lymfeklieren in de buurt van de tumor worden mee bestraald.
Het stadium en de kenmerken van de tumor bepalen of het nodig is om te bestralen en op welke wijze wordt bestraald. Voor endeldarmkanker geldt dat alle bestralingsafdelingen in Nederland dezelfde bestralingsschema’s gebruiken. De radiotherapeut bepaalt op de voorbereidende CT-scan welk gebied bestraald dient te worden. De bestralingsdosis wordt verdeeld over verschillende bestralingen, die vaak meerdere keren per week plaatsvinden.
Ook gezonde cellen kunnen door de bestraling beschadigd raken. Hoewel gezonde cellen beter kunnen herstellen dan kankercellen, kunnen er toch bijwerkingen optreden. Dit kan zowel tijdens als na de behandeling zijn. Zo kunt u, met name bij een langdurig bestralingsschema, bijvoorbeeld last krijgen van vermoeidheid, verandering in het ontlastingspatroon, problemen met plassen en soms huidirritatie.
Bestraling voor de operatie
Wanneer op de MRI scan blijkt dat de tumor in beperkte mate is doorgegroeid in de darmwand, de lymfeklieren niet aangetast lijken te zijn en de tumor naar verwachting in zijn geheel verwijderd kan worden, dan is het meestal niet nodig om voor de operatie te bestralen.
Als de verwachting is dat de tumor operatief in zijn geheel verwijderd kan worden, maar de lymfeklieren aangetast lijken te zijn of als er sprake is van diepere doorgroei van de tumor, dan krijg je voorafgaand aan de operatie een kortdurend bestralingsschema (meestal vijf keer). De kans op terugkeren van de tumor wordt hiermee verkleind.
Als de tumor zeer waarschijnlijk niet in zijn geheel verwijderd kan worden, krijg je voorafgaand aan de operatie een langdurend bestralingsschema in combinatie met chemotherapie (meestal 25 keer) om de tumor te verkleinen.
Bestraling tijdens de operatie (IORT)
Bij ver doorgegroeide tumoren blijft er soms kwaadaardig weefsel achter na de operatie. Het is voor de chirurg niet altijd mogelijk om alle kankercellen te verwijderen als de tumor in omliggende organen is gegroeid. Het achterblijven van kankercellen wordt door chirurgen ook wel een ‘positieve snijrand’ genoemd. In sommige situaties kan er dan tijdens de operatie, op de plek waar de tumor is verwijderd, extra bestraald worden. Deze vorm van bestraling heet intra-operatieve bestraling (IORT). Door deze zeer precieze, inwendige manier van bestralen kan een veel hogere dosis straling toegediend worden. Na de bestraling maakt de chirurg de buik dicht. IORT wordt slechts in enkele ziekenhuizen in Nederland gegeven.
Bestraling van eventuele uitzaaiingen
Uitzaaiingen van endeldarmkanker ontstaan meestal in de lever, soms ook in de longen of in de buikholte. Deze uitzaaiingen kunnen verschillend behandeld worden. Soms worden deze uitzaaiingen bestraald.
Chemotherapie
Patiënten met endeldarmkanker krijgen soms chemotherapie. Chemotherapie is een behandeling met cytostatica, ofwel kankerremmende medicijnen. Deze medicijnen remmen de celdeling. Kankercellen zijn cellen die erg snel delen in vergelijking tot andere (gezonde) cellen. Kankercellen zijn daarom gevoelig voor behandeling met chemotherapie. Chemotherapie kan bij endeldarmkanker in combinatie met bestraling worden gegeven om de bestraling effectiever te maken. Ook kan chemotherapie ingezet worden bij uitzaaiingen van de endeldarmkanker.
Chemotherapie voor de operatie
Voorafgaand aan de operatie om de endeldarmtumor te verwijderen, kan chemotherapie in combinatie met bestraling ingezet worden om de tumor te verkleinen. Hoe kleiner de tumor, hoe gemakkelijker de operatie en hoe groter de kans op een schoon snijvlak. Soms is na behandeling met chemotherapie en bestraling een operatie toch mogelijk, terwijl dat daarvoor niet kon omdat de tumor te groot was.
Als er bij een endeldarmtumor na de operatie uitzaaiingen in de weggehaalde lymfeklieren worden gevonden, wordt er géén aanvullende chemotherapie of bestraling gegeven. Het nut van een dergelijke aanvullende behandeling is voor endeldarmkanker niet bewezen. Dit in tegenstelling tot bij darmkanker met uitzaaiingen in de weggehaalde lymfeklieren; daar vergroot aanvullende chemotherapie de overlevingskansen wel.
Chemotherapie bij uitzaaiingen
Als er uitzaaiingen op afstand van de endeldarmtumor zijn vastgesteld (bijvoorbeeld in de lever, de longen of in het bot), kan er ook chemotherapie gegeven worden. Vaak wordt dit in combinatie gedaan met doelgerichte therapie.. Chemotherapie kan dan als doel hebben de uitzaaiingen te verkleinen om deze vervolgens operatief te kunnen verwijderen (behandeling gericht op genezing). Als de uitzaaiingen niet meer te verwijderen zijn, kan chemotherapie in combinatie met doelgerichte therapie ingezet worden om de ziekte te remmen (palliatieve behandeling).
Patiënten met vergevorderde endeldarmkanker met uitzaaiingen elders in het lichaam kunnen worden behandeld met doelgerichte therapie in de vorm van monoklonale antilichamen. Deze antilichamen kunnen de groei van de tumor op verschillende manieren remmen. Deze behandeling vindt vaak plaats in combinatie met chemotherapie, maar sommige middelen kunnen ook apart worden gegeven. Er bestaan verschillende soorten doelgerichte middelen. Bij één middel, de zogenaamde anti-EGFR antilichamen, wordt van tevoren een test op darmkankercellen verricht om te bepalen of je hiervoor in aanmerking komt. Dit gebeurt in het laboratorium met behulp van een DNA-test, de zogenaamde RAS test. Bij ongeveer de helft van de patiënten met endeldarmkanker is er een foutje in het RAS-gen aanwezig waardoor dit specifieke medicijn niet zal werken.
Experimentele therapieën
In veel academische ziekenhuizen en gespecialiseerde kankercentra wordt onderzoek gedaan naar nieuwe behandelingen van endeldarmkanker. Het gaat hierbij om behandelingen waarvan niet direct duidelijk is of die beter zijn dan de bestaande behandelingen. Mogelijk zal de arts je vragen om mee te werken aan een dergelijk onderzoek.
Stadia van endeldarmkanker
Er zijn verschillende manieren om het stadium van endeldarmkanker aan te geven. Over het algemeen worden in patiëntenvoorlichting de stadia hiernaast gebruikt. Stadium I is dan het vroegste stadium en stadium IV is het meest gevorderd en dus het meest ernstig. Er worden in de medische wereld echter verschillende indelingen gebruikt, waardoor nog wel eens verwarring ontstaat. Het is belangrijk om te weten dat het volledige stadium van endeldarmkanker uit drie componenten is opgebouwd. Deze componenten zijn de tumor (T), de lymfeklieren (N) en de uitzaaiingen op afstand (M). Samen vormen zij het zogenaamde TNM-stadium. Elke afzonderlijke component heeft ook een getalswaarde. De T kan variëren tussen 1 en 4, de N tussen 0 en 2, en de M kan 0 of 1 zijn. De combinatie van al deze waardes bepaalt uiteindelijk of je stadium I, II, III of IV endeldarmkanker heeft.
Het bepalen van het stadium
Om het stadium van de endeldarmkanker te bepalen, wordt onderzocht hoe diep de tumor is doorgegroeid en of de tumor is uitgezaaid. Voor de operatie wordt met een MRI-scan bekeken hoe diep de tumor is doorgegroeid (T stadium) en na de operatie wordt dit onder de microscoop definitief vastgesteld. Als er voor de operatie geen sprake is van uitzaaiingen in de lever, longen of andere plaatsen (M0 stadium), kan het zijn dat met bevindingen tijdens de operatie het precieze stadium van de endeldarmkanker nog wordt aangepast. Tijdens de operatie worden lymfeklieren in de buurt van de endeldarmtumor verwijderd. Als bij microscopisch onderzoek na de operatie de lymfeklieren ‘schoon’ zijn, zijn er geen kankercellen in aangetroffen (N0 stadium). Als er wel lymfeklieruitzaaiingen worden gevonden, bepaalt het aantal aangetaste lymfeklieren het stadium (N1 of N2). Als er geen uitzaaiingen zijn in de lymfeklieren (N0) en op afstand (M0), dan is er, afhankelijk van de doorgroei van de tumor sprake van stadium I (T1 of T2) of stadium II (T3 of T4). Wanneer in één of meerdere lymfeklieren wel kankercellen worden gevonden, maar er geen uitzaaiingen op afstand aanwezig zijn (M0), is er sprake van stadium III. Als er uitzaaiingen zijn op afstand (M1) dan is er per definitie sprake van stadium IV.
Hoe ontstaat een uitzaaiing?
Een uitzaaiing ontstaat doordat kankercellen losraken van de oorspronkelijke tumor. Deze losse klompjes kankercellen kunnen in een van de vele bloedvaten, lymfevaten of lymfeklieren terecht komen die rond de endeldarm aanwezig zijn. Als de tumor door de darmwand gegroeid is tot in de buikholte, dan kunnen tumorcellen ook loslaten en zich in de buikholte verspreiden. Hoe dieper de tumor door de darmwand heen groeit, hoe groter de kans is dat er kankercellen losraken en zich via bloed of lymfevaten verspreiden door het lichaam. Als zo’n losgeraakte kankercel of klompje kankercellen elders in het lichaam gaat ‘nestelen’ ontstaat een uitzaaiing, ook wel een metastase genoemd. Losgeraakte cellen van een endeldarmtumor nestelen zich vooral in de lokale lymfeklieren, de lever en de longen. Daarnaast komt het ook voor dat er tumorcellen in de buikholte terecht komen en zich aan het buikvlies hechten.
Stadia endeldarmkanker
Stadium 0
Verdenking op kanker, kanker in wording, bijvoorbeeld een poliep met onrustige, maar nog goedaardige cellen. Voorstadium van endeldarmkanker.
Soms bevat een poliep ook enkele kwaadaardige cellen, maar in dit stadium zijn deze nog heel oppervlakkig aanwezig (beperkt tot de binnenste laag van de endeldarm, het slijmvlies).
Stadium I
Tumor beperkt zich tot de darmwand zelf
Stadium II
Tumor is door de darmwand heen gegroeid, maar niet uitgezaaid naar de lymfeklieren
Stadium III
Tumor is uitgezaaid in de lokale lymfeklieren
Stadium IV
Tumor is uitgezaaid naar verder gelegen lymfeklieren of andere organen/weefsels in het lichaam
Behandeling per stadium van endeldarmkanker
Aan de hand van het stadium bepaalt de arts samen met je welke behandeling mogelijk is. Soms is voor de operatie niet duidelijk of en hoe ver de tumor door de wand van de endeldarm is gegroeid. Ook is het vaak onduidelijk of er uitzaaiingen zijn naar lymfeklieren in de buurt van de tumor. Na de operatie wordt het stadium van de endeldarmkanker definitief vastgesteld.
Hieronder wordt de behandeling van endeldarmkanker per stadium op hoofdlijnen beschreven.
Stadium o
In dit geval is de diagnose ‘endeldarmkanker’ niet gesteld, maar is er wel verdenking op kanker. Vaak gaat het om een poliep met onrustige cellen, die nog goedaardig en heel oppervlakkig aanwezig zijn. Dit heet dysplasie. Het gaat hier om een voorstadium van endeldarmkanker. Poliepen kunnen bijna altijd verwijderd worden tijdens een kijkonderzoek van de darm (coloscopie). Bij grote poliepen, of poliepen die door hun vorm lastig te verwijderen zijn, is soms een (kijk)operatie noodzakelijk.
In een laboratorium wordt de verwijderde poliep onderzocht op de aanwezigheid van kwaadaardige of onrustige cellen. Als een poliep kwaadaardig is, dan spreken we van endeldarmkanker. Het type poliep, de grootte en de plaats waar de poliep is gevonden, bepalen de verdere behandeling.
Stadium I
In dit stadium van endeldarmkanker is de tumor beperkt tot het slijmvlies of de spierwand van de endeldarm. Dat wil zeggen dat de tumor niet door de darmwand is gegroeid. Ook zijn er geen uitzaaiingen in de lymfeklieren of elders in het lichaam. Soms kan in dit stadium worden volstaan met het verwijderen van de kwaadaardige poliep tijdens een coloscopie. De tumor wordt altijd door een patholoog onder de microscoop beoordeeld, waarbij er onder andere gekeken wordt of de tumor ruim genoeg verwijderd is. Afhankelijk van hoe de tumor er onder de microscoop uitziet, is soms nog een aanvullende (kijk)operatie nodig. Als de tumor te groot is om met een coloscopie te verwijderen, wordt deze operatief verwijderd. Bij een stadium I endeldarmtumor is na de operatie geen aanvullende behandeling nodig. Wel zal er follow-up plaatsvinden om na te gaan of de tumor niet terugkomt.
Stadium II
De tumor is door de spierwand van de endeldarm gegroeid in het vetweefsel om de darm (T3) of in de buikholte of in een omliggend orgaan (T4), maar de tumor is niet uitgezaaid naar de lymfeklieren. De behandeling bestaat in dit stadium uit het operatief verwijderen van (het gedeelte van) de endeldarm met daarin de tumor. Ook de lymfeklieren in de directe omgeving van de tumor worden tijdens die operatie weggehaald, en eventueel aangrenzende organen in het geval van T4. Bij een stadium II endeldarmtumor is voorafgaand aan de operatie soms eerst bestraling, eventueel in combinatie met chemotherapie, nodig om de tumor volledig te kunnen verwijderen of het risico op terugkeer te verkleinen. Na de operatie is in stadium II geen aanvullende behandeling nodig. Wel zal er follow-up plaatsvinden om na te gaan of de tumor niet terugkomt.
Stadium III
De endeldarmkanker is in dit stadium uitgezaaid naar de lymfeklieren rondom de tumor, maar niet naar verder gelegen lymfeklieren of naar andere organen. Als slechts enkele lymfeklieren lijken aangetast (minder dan 4) en de tumor compleet verwijderd kan worden, dan bestaat de behandeling uit een korte voorbestraling en aansluitend een operatie. Als er sprake lijkt te zijn van meer uitzaaiingen in de lymfeklieren (4 of meer) of de tumor niet compleet verwijderd kan worden, dan bestaat de behandeling uit een langdurige voorbehandeling met bestraling en gelijktijdig of daarop volgend chemotherapie, gevolgd door een operatie. Als de tumor niet voldoende geslonken is en met een uitgebreidere operatie er nog steeds kans is dat de snijranden niet schoon zijn, kan ook nog IORT (bestraling tijdens de operatie) ingezet worden. Na de operatie vindt follow-up plaats.
In tegenstelling tot bij darmkanker, wordt bij stadium III endeldarmkanker geen aanvullende chemotherapie gegeven na de operatie. Bij stadium III darmkanker wordt dit wel gedaan met als doel de kans op het ontstaan van uitzaaiingen op afstand in de jaren na verwijdering van darmkanker te verkleinen. Het nut van een dergelijke aanvullende behandeling is bij endeldarmkanker echter niet bewezen.
Stadium IV
In dit stadium is de endeldarmkanker uitgezaaid naar elders in het lichaam. Endeldarmkanker zaait meestal uit naar de lever, de longen en de buikholte. Afhankelijk van de uitgebreidheid van de uitzaaiingen zijn er in dit stadium nog steeds behandelmogelijkheden. Als uitzaaiingen beperkt zijn tot één orgaan en technisch gezien verwijderd kunnen worden, dan is ook in stadium IV vaak nog een behandeling die gericht is op genezing mogelijk. Dit vereist de betrokkenheid van verschillende specialisten die, in nauw overleg met u, een behandelplan opstellen.
Soms is in stadium IV genezing echter niet meer te verwachten . Je krijgt dan een palliatieve behandeling, gericht op het zoveel mogelijk afremmen van de ziekte en het verminderen van je klachten. Soms krijg je in dit stadium palliatieve bestraling aangeboden. Palliatieve bestraling is gericht op het verlichten van klachten en het beperken van de groei van de tumorcellen om de kwaliteit van leven te optimaliseren. Ook kunt je in dit stadium nog chemotherapie en doelgerichte therapie krijgen om je klachten te verlichten of je leven te verlengen. De arts bespreekt met je welke palliatieve behandelingen er in dit stadium mogelijk zijn en wat de vermoedelijke effecten ervan zullen zijn.
De vooruitzichten, ofwel de prognose, is afhankelijk van het stadium van de endeldarmkanker. Hoe eerder de ziekte wordt ontdekt, des te gunstiger zijn de vooruitzichten. De overleving van endeldarmkanker is het beste voor patiënten met stadium I. Bijna 90% van deze patiënten is na 3 jaar nog in leven. Bij patiënten met stadium IV is dat gemiddeld 20%. Binnen stadium IV is de overlevingskans sterk afhankelijk van of er nog een op genezing gerichte behandeling mogelijk is.
De overleving van endeldarmkanker is de afgelopen jaren verbeterd. Behalve het stadium van de endeldarmkanker, zijn er ook nog andere factoren die van invloed zijn op je vooruitzichten. Voorbeelden hiervan zijn leeftijd, lichamelijke conditie en hoe je reageert op een behandeling. De persoonlijke vooruitzichten kun je dan ook het beste met de behandelend arts bespreken. Ook voor een arts is het echter onmogelijk om met zekerheid te voorspellen hoe de endeldarmkanker zich bij je zal ontwikkelen.
Follow-up bij endeldarmkanker
Na een behandeling van endeldarmkanker blijft je in principe nog vijf jaar onder controle, dit wordt ook wel nazorg of follow-up genoemd. Deze controles vinden tijdens de eerste drie jaar vaker plaats dan daarna.
Het doel van de follow-up van endeldarmkanker is:
het opsporen van mogelijke recidieven. Een recidief is een tumor die is teruggekeerd na een behandeling. Een lokaal recidief ontstaat altijd op dezelfde plaats als de eerste tumor
het opsporen van nieuwe uitzaaiingen in andere organen
controle op mogelijke nieuwe darmpoliepen of tumoren
het in kaart brengen en behandelen van de gevolgen van de behandeling
het tijdig onderkennen van eventuele problemen, bijvoorbeeld met de verwerking van de diagnose en ingreep
het, zo nodig, bieden van psychosociale zorg.
De behandeling van endeldarmkanker is volop in verandering, hierdoor zal de follow-up in de komende jaren ook gaan veranderen en steeds meer maatwerk worden. Aan het begin van het follow-up traject hoor je waar de follow-up uit zal bestaan, hoe vaak controles plaatsvinden en door wie ze worden uitgevoerd.
Sommige mensen vinden het een prettig en veilig idee om regelmatig naar het ziekenhuis terug te gaan. Anderen zien juist erg op tegen deze controle momenten. Bij iedere controle afspraak spelen angst en onzekerheid onvermijdelijk weer op. Na vijf jaar is de kans op terugkeer van de ziekte zo klein geworden dat het niet zinvol meer is om daar onderzoek naar te doen. De arts controleert dan alleen nog op nieuwe poliepen of nieuwe tumoren.
Dit doen wij
De Maag Lever Darm Stichting zet zich in om darmkanker te voorkomen, te bestrijden en de gevolgen ervan voor patiënten te verminderen. Dit doen wij door voorlichting te geven en innovatief onderzoek te financieren. Darmkanker is vaak goed te behandelen als je er op tijd bij bent. Daarom hebben we er mede voor gezorgd dat het bevolkingsonderzoek darmkanker er is gekomen. Wij kunnen ons werk echter alleen doen met de steun van donateurs.
'Darmkanker wordt vaak te laat ontdekt bij jongere mensen. Dat heeft grote gevolgen, vooral als je vol in het leven staat. Met ons onderzoek willen we achterhalen hoe darmkanker op jongere leeftijd ontstaat.'
Deze informatie is geschreven door de Maag Lever Darm Stichting.
In samenwerking met:
Dr. Liesbeth Kager, MDL-arts
Dr. Debby Geijsen, radiotherapeut
Dr. Pieter Tanis, gastro-enterologisch chirurg
Drs. Judith de Vos-Geelen, internist-oncoloog